Door: Meindert Inderwisch
Datum: 23 maart 2023
Categorie: 

Het verhaal van de radioloog

Het kan de beste overkomen

Een van de cliënten die mij werd toegewezen, was een medisch specialist. Gekweld door pijn, stress en oververmoeidheid, was hij steeds hogere doses Tramadol (een pijnstiller uit de familie van opioïden) gaan slikken om zodoende door te kunnen werken.

Zelfmedicatie komt veel voor in verslavingsland. Het verhaal hieronder toont o.m. aan dat afhankelijkheid van middelen net zo aan de orde is in de medische sector, als bij mensen die een totaal ander beroep uitoefenen. Verslaving beweegt zich door alle lagen van de bevolking, omdat we allemaal mensen zijn die op een pijnpunt kunnen komen waar verdoving de enige uitweg lijkt. In tegenstelling tot wat Gabor Maté stelt, is er bij het onderstaande verhaal geen sprake van een disfunctioneel gezin geweest. Een optelsom van stress en pijn kunnen volstaan. De cliënt vertelt:

“Ik kom uit een liefdevol, warm Brabants gezin. Vader was advocaat en mijn moeder was, toen mijn broer en ik nog thuis woonden huisvrouw. Daarna werd ze officemanager bij een assurantiekantoor. We kwamen niets tekort, maar er werd zeker niet met geld gesmeten. Zowel mijn broer en ik waren gezegend met een goed stel hersens. Terugkijkend ging alles altijd min of meer vanzelf. Ik vloog door het atheneum, maar werd daarna helaas uitgeloot voor geneeskunde. Niet lang getreurd, want daardoor kon ik mijn andere droom laten uitkomen: een jaar high school in de VS.

Dat was interessant, leerzaam en bij vlagen heftig en emotioneel. Momenten van heimwee en intense eenzaamheid werden afgewisseld met mooie nieuwe ervaringen en vriendschappen. Toen ik na dat jaar wederom was uitgeloot voor geneeskunde, volgde een inschrijving voor de studie geneeskunde aan de universiteit van Antwerpen. Die stad was dermate interessant, dat er niet veel gestudeerd werd door mijn vrienden en mij. Maar ik was altijd vol vertrouwen dat ik nog wel een keer ingeloot zou worden in Nederland. Geen zorgen dus.

En aldus geschiedde. Na het jaar Antwerpen volgde dan eindelijk een gunstig lotnummer en een plaatsing voor Geneeskunde aan de Universiteit van Maastricht.

Ook hier ging alles op rolletjes. Leuke vrienden, veel feesten, maar ondertussen wel zorgen dat ik ieder tentamen haalde. Ik had per slot van rekening natuurlijk al 2 jaar “verbrast”, zoals mijn vader altijd zei. Nu was het tijd voor studiepunten.

Na precies 6 jaar was ik klaar. Ik had een groot deel van mijn co-schappen op Curaçao doorlopen. Dat is tot op heden een van de meest bijzondere tijden (geboorte van de kindjes niet meegerekend) van mijn bestaan geweest. Ik heb daar vrienden voor het leven gemaakt, alles gedaan wat God verboden heeft en genoten van het heerlijke tropische weer. Overigens moest ik hier ook weer zorgen dat mijn studieresultaten goed waren, want ik wilde per se snel afstuderen en aan de slag. Ook dat ging precies zoals gepland. Al mijn “Curaçaovrienden” (ook allemaal artsen) gingen naar Amsterdam om hun loopbaan voort te zetten. Daar moest ik dus ook naartoe, vond ik. Ik wilde chirurg worden, dat stond vast. Binnen no-time had ik een baan gevonden op de SEH van het VUMC.

In die periode kreeg ik mijn eerste hernia en kwam ik voor het eerst in aanraking met Tramadol, een opioïde, als pijnstiller. Vreselijk spul vond ik het, het vlakte je gevoel zo af. Na 3 maanden was ik klachtenvrij en kon ik eindelijk stoppen met die troep. Dit was de eerste van vele hernia’s die ik daarna nog zou krijgen. Vanwege de hernia en omdat ik na een oogtrauma – als kind op latere leeftijd – staar had gekregen in mijn linkeroog, besloot ik om mijn droom om later als chirurg te werken, niet meer te vervolgen. Dat was, dacht ik, gedoemd om te mislukken. Lang moeten staan in soms ongemakkelijke houdingen en slecht diepte kunnen zien leken me niet de ideale werkomstandigheden voor een dergelijk specialisme.

Radiologie was altijd mijn tweede keus, anatomie had me altijd ontzettend geboeid, techniek ook. Dit was een mooie combinatie.

Ik werd aangenomen voor de specialisatie tot radioloog in het LUMC. In die periode heb ik tijdens vakanties de hele wereld rondgereisd.

Na mijn specialisatie volgde nog een fellowship en ten slotte kon ik aan de slag in een maatschap. Dat was wat ik altijd had gewild.

Inmiddels hadden mijn vriendin en ik een kerngezonde dochter en later volgde een eveneens gezonde zoon. Alles dik in orde zou je denken.

Tot ik ineens een nekhernia kreeg waardoor ik maanden ziek thuis zat en waaraan ik uiteindelijk geopereerd zou moeten worden. Toen heb ik bijna 7 maanden hoge doseringen Tramadol moeten slikken, omdat de pijn ondraaglijk was. Mijn linkerarm kon ik nauwelijks meer gebruiken. De neurochirurg twijfelde of hij “er wel bij zou kunnen komen”, maar na lang smeken ging hij toch akkoord met een operatie. Die slaagde gelukkig en het herstel kon beginnen. Een afbouwschema voor de Tramadol werd nooit besproken. Ik ben toen gewoon van de ene op de andere dag weer gestopt, zonder problemen.*

Toevoeging van mij, de auteur van dit boek: bovenstaande uitspraak is de uitzondering op de regel. Maak jezelf niets wijs. Wat deze radioloog deed was heel gevaarlijk, maar wat me vooral verwondert, is dat hij aanvankelijk geen ontwenningsverschijnselen kreeg. Die ga jij wel ervaren. Dat deed hij tenslotte ook*

Een paar jaar en meerdere kleinere operaties (elleboog, oor) later, kreeg ik weer een hernia, lumbaal dit keer. Op mijn werk was het inmiddels een en al stress. Veel vergaderingen, conflicten tussen collega’s, onregelmatige diensten, teruglopende inkomsten en een toenemende werkdruk. Ik zat in allerlei commissies en besturen. Mijn vriendin kampte met ernstige gezondheidsproblemen en werkte al een tijd niet meer. Ik barstte weer van de pijn, maar wilde absoluut niet nog een keer ziek uitvallen. Via de neuroloog maar weer Tramadol gekregen, in acceptabele doseringen zodat ik wel kon blijven werken. Dit keer werkte die dosering totaal niet. Ik bleef pijn houden, zoveel zelfs dat ik eerst een ruggenprik (epiduraal) kreeg en daarna ook nog een zenuwwortelblokkade. Een operatie zou ik te allen tijde vermijden, had ik me voorgenomen.

De pijn bleef, de stress nam toe: zowel thuis als op het werk. Door de pijn, stress en zorgen met betrekking tot de gezondheid van mijn vriendin, sliep ik nauwelijks meer. Ik had het idee dat ik gek werd. Uit pure wanhoop ben ik toen de Tramadol op eigen houtje gaan ophogen tot soms wel 2x de voorgeschreven dosis. Hierdoor was ik snel door mijn voorgeschreven voorraad heen. Maar ja, ik kon ze natuurlijk ook aan mezelf gaan voorschrijven. Zo gezegd, zo gedaan. Geen enkele apotheek deed moeilijk, ik kreeg ze altijd gewoon mee, ook al was het overduidelijk dat ik ze aan mezelf voorschreef. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Ik nam ze vooral ’s nachts, als ik wakker werd van de pijn en na een dag werken. Ik kon soms niet meer op of neer van de pijn en vermoeidheid. Wat ik ook merkte was dat naarmate ik de dosering verhoogde, mijn stressgevoel omlaag ging. Het boeide me allemaal ineens een stuk minder. Precies datgene wat ik altijd zo vervelend vond aan Tramadol, was nu mijn beste vriend geworden. Het sloop erin, maar toch wel in een vrij rap tempo. In een relatief korte periode van 3 maanden was ik volledig afhankelijk van het medicijn. Ik zei altijd tegen mezelf: “die hernia gaat vanzelf wel weer over en dan kun je weer stoppen met die rommel”.

Maar die tijd was me niet gegund en ik betwijfel eerlijk gezegd of dat moment vanzelf gekomen zou zijn. Compleet oververmoeid en al enkele weken volledig apathisch (behalve op mijn werk, dat deed ik op het laatste restje adrenaline wat mijn bijnieren nog konden aanmaken) kreeg ik tot overmaat van ramp 2 zware epileptische aanvallen op de werkvloer. Ineens was ik patiënt in mijn eigen ziekenhuis, kreeg ik anti-epileptica en nog meer pijnstilling dan normaal, omdat werkelijk alle peesaanhechtingen in mijn lijf, door al het schokken tijdens de epileptische aanvallen, kapot leken. Tijdens mijn klinische opname kwam al gauw aan het licht dat ik teveel en te lang Tramadol gebruikte. Het waren mogelijk onthoudingsinsulten geweest. Eerlijk gezegd weet ik dat zelf niet meer, aangezien ik fors geheugenverlies heb overgehouden aan die aanvallen. Ik ben de hele maand die eraan voorafging kwijt.

Mijn vriendin was in paniek, ik had mijn verslaving grotendeels voor haar verborgen weten te houden. Uit schaamte, om haar er niet mee lastig te vallen, maar vooral ook om er niet op aangesproken te worden. Ik deed het per slot van rekening voor een goed doel…. Alles draaiende houden en niet omvallen.

Het kon zo natuurlijk niet langer. Ik vertelde het mijn collega’s en zou het ook aan de raad van bestuur van mijn ziekenhuis vertellen. Op advies van de huisarts, mijn vriendin en mijn ouders liet ik me opnemen in een verslavingskliniek. Daar was ik zelf inmiddels ook meer dan klaar voor. De schrik zat erin, het roer moest drastisch om. God weet wat er had kunnen gebeuren als ik die insulten in het verkeer had gehad.

Een maand lang verbleef ik in de kliniek. Het was eenzaam, bij vlagen loodzwaar en soms ronduit irritant om tussen de andere verslaafden te zitten. Die waren er allemaal erger aan toe dan ik….Dat bleek soms het geval, maar meestal waren er meer overeenkomsten dan verschillen. Verslavingsgedrag is in essentie bij iedereen min of meer hetzelfde. Je wil je middel en doet er alles aan om het te krijgen. Je verbergt je handelen en maakt jezelf wijs dat je er zonder problemen weer mee kunt stoppen.

Dat was misschien vroeger bij mij wel zo geweest, maar de factoren stress en mijn gevoel willen dempen speelden toen niet mee. Nu wel.

Na 2 weken in de kliniek kwam ik in een soort flow terecht. Je bent dan over de helft, kent iedereen, hebt geaccepteerd dat je een serieus probleem hebt en je wil knokken om ervan af te komen. Dat lukte voor mijn gevoel goed. Na mijn ontslag wachtte echter de ware beproeving. Mijn herniaklachten waren voorbij, dankzij de intensieve begeleiding door sportinstructeurs en fysiotherapeut, maar nu was het zaak om fit te blijven. Werken was nog niet aan de orde, omdat ik ook nog moest herstellen van mijn daverende burn-out en omdat het ziekenhuis in haar maag zat met de situatie. Ze wilden me graag terug, maar het moest wel veilig zijn. Mijn werk van de laatste maanden werd opnieuw beoordeeld door onafhankelijke collega’s. Ik was als de dood dat ik fouten gemaakt zou hebben. Vooral in de maand die ik me niet meer kon herinneren. Gelukkig vielen mijn fouten ruim binnen de acceptabele marge en hadden er geen noemenswaardige calamiteiten plaatsgevonden.

Ondertussen grossierden het bestuur van het ziekenhuis en de in het leven geroepen begeleidingscommissie in goede intenties, maar door de onervarenheid met het fenomeen verslaving verliep het re-integratie proces langzaam en stroperig. Daar had ik, ondanks mijn verwoede pogingen om volledig aan mijn herstel te werken, weinig invloed op.

Ik moest dus zien dat ik tot rust kwam om mijn burn-out te laten genezen en ondertussen vinger aan de pols bleef houden met betrekking tot mijn re-integratie. Dat bleek loodzwaar, maar op een of andere manier is het tot op heden gelukt om clean te blijven. Vooral dankzij de steun van mijn geweldige vangnet, bestaande uit vooral mijn lieve vriendin en familie.

De kinderen hebben van dit alles gelukkig maar weinig meegekregen. “Papa was op zijn hoofd gevallen en moest opnieuw leren nadenken in een luxueus, resort-achtig ziekenhuis”, hadden we aan ze verteld. Dat vonden ze wel interessant.

Ik heb de afgelopen maanden meer tijd met ze doorgebracht dan in de 2 jaar daarvoor. Het thuis zitten beviel me wel. Rustig aan, vast ritme. Kindjes uit bed halen, aankleden en naar school brengen. De was doen, boodschappen en dan ’s middags ons kroost weer halen. Ik had nooit gedacht dat ik aan dat leven zou kunnen wennen. De band met de kindjes is beter dan ooit, met mijn vriendin en ouders ook.

De toekomst is nog onzeker. Mijn re-integratie is nog niet volledig. Ik moet deelnemen aan een streng monitoring programma om te zorgen dat ik niet terugval. Ik ben er nog lang niet, een verslaving is een chronische ziekte.

Veiligheid is in mijn werk het belangrijkste. Ik werk per slot van rekening met patiënten. Het traject waar ik in ga komen is spannend, maar ik weet goed waarom ik het doe. Om weer mezelf te worden en te blijven. De kinderen een goede toekomst te bieden en een betrouwbare, vrolijke partner, zoon en vriend te zijn.

Of ik na mijn re-integratie nog lang op mijn oude, stress inducerende werkplek zal blijven, betwijfel ik. Alles ligt weer open.  Gezondheid en een warm sociaal leven zijn het belangrijkst. Werk is maar werk… dat kan overal op de wereld.

Wellicht is het tijd voor een nieuw avontuur.”