Door: Meindert Inderwisch
Datum: 23 maart 2023
Categorie: 

Ervaringsdeskundig

Inleiding

Nu ik 62 ben (op dit moment, 2 oktober 2020) en terugkijk op mijn leven, kan ik onomwonden zeggen dat ik veel heb meegemaakt. Is dat een vereiste om een goede therapeut te zijn? Niet per se, maar het helpt om ervaringsdeskundig te zijn en werkelijk de generaties te hebben doorlopen.

Een gevoelig, welbespraakt kind kan soms een betere therapeutische interventie doen dan iemand die ‘ervoor gestudeerd heeft’, dus wat is leeftijd dan waard?
Iemand van 62 kan vastgeroest zijn in zijn/haar persoonlijke overtuigingen en, vaak, nog leven volgens de wetten van zijn/haar ouders.

Wat ikzelf als belangrijk ervaar, is dat ik op een aantal terreinen zowel ervaringsdeskundig ben als theoretisch onderlegd. Dat praat wat makkelijker en verlaagt daarmee o.a. de drempel in de dialoog.

In dit deel van de website noem ik een aantal gebieden waarin ik een zekere expertise heb opgebouwd door niet alleen theorie en ervaring te koppelen, maar ook door grondige research te hebben verricht. Veel lezen, veel vragen, overleggen met collega’s, de juiste documentaires zien en vooral: een gedrevenheid om oplossingen te vinden, benaderingen te vergelijken in de behandeling van levensproblematiek tot en met psychopathologie.

Hieronder een overzicht:

Burn out

Toen ik veertig was, werkte ik hoofdzakelijk als docent Engels en Nederlands op een middelbare school. Ik moest veel reizen (twee uur woon- en werkverkeer per dag in de auto) en was begonnen aan mijn vervolgopleiding tot gestalttherapeut. Daarnaast volgde ik cursussen in psychopathologie, Wet & Ethiek, Kennis van het lichaam, Vergelijkende neuroseleer, nam deel aan intervisie- en supervisiegroepen, zorgde voor mijn dochter die op haar twaalfde bij mij was komen wonen. Daarnaast had ik nog een geschil met de fiscus (niet te winnen, zeer uitputtend), was ik brugklasmentor, speelde in drie bands en las af en toe ook nog voor in het land. Het verschijnsel burn out kende ik van horen zeggen, maar het werd niet behandeld in mijn studie, omdat Burn out -bijvoorbeeld – niet wordt gezien als een aandoening van de psyche. Dat maakt deze staat van zijn wat ongrijpbaar.
Zelf begon ik, zo kunt u zich wellicht voorstellen, allerlei symptomen te vertonen: chronisch uitgeput zijn, als ik wegreed bij school om terug naar Vlissingen te gaan, zette ik een zonnebril op (ik draag die dingen nooit, want ze hinderen mijn waarneming) omdat dan de tranen over mijn wangen begonnen te rollen. Het verdriet had nog geen gezicht, maar manifesteerde zich wel. Het lichaam kan wijzer zijn dan de ratio. Op den duur kon ik de schriftjes van mijn leerlingen niet meer nakijken. De lettertjes dansten op en neer. En ik schaamde me voor mijn instorting. Zoveel mensen en leerlingen rekenden op mij, de sterke man, de aanpakker. Ik was bang mijn gezicht te verliezen, maar ik kon uiteindelijk niet anders meer dan bekennen. Mijn rector zei: ‘Het wordt eerst nog erger wanneer je thuis zit’.

Hoewel de lettertjes in de schriftjes dansten, kon ik wel lezen over burn out. Het boek ‘De lessen van burn out’ van Annegreet van Bergen, hielp mij om te ervaren dat ik niet zwak was geweest, maar eerder te sterk. Dat ik nooit een beperking had gevoeld tijdens mijn inzet, maar dat mijn lichaam nu eenmaal grenzen had.
Wanneer je die illusie kwijt raakt – de illusie dat je onbeperkt door kunt gaan – kun je allerlei stadia van rouw doorlopen, maar soms zie je gewoon wat je recht in je gezicht kijkt: ‘mijn lichaam en energie zijn beperkt. Ik moet anders gaan leven, beter voor mijzelf gaan zorgen. Kan ik daarbij iedereen te vriend houden? Nee, jammer genoeg niet’. Burn out confronteert je met een van de sterkste behoeften die een mens heeft: waardering.

The deepest principle of human nature is the craving to be appreciated’

Vrij vertaald (excuses aan iedereen wiens Engels ruim volstaat om het citaat zelf in het Nederlands te verwoorden): ‘Het diepst gewortelde grondbeginsel van de menselijke aard is het smachten naar waardering’ (William James, Amerikaans filosoof en psycholoog, 1842 – 1910)

Wij zijn in staat onszelf ziek te maken of zelfs dood te werken om de ander maar te plezieren. Meestal vraagt die ander daar niet om en hebben we enerzijds te maken met een externe cultuur die ons tot een onmenselijke inzet drijft en een interne cultuur die nauw samenhangt met de basiswetten die we als kind van onze ouders meekregen.
Schaamte, schuld, de diepe behoefte aan waardering. Al die zaken – en nog vele andere – maken ons kwetsbaar, zorgen ervoor dat we het contact met onze gevoelens en ons lichaam verliezen of verwaarlozen.
Werken aan burn out in therapie heeft bijgevolg te maken met de cultuur om je heen, maar vooral met de cultuur van je ontstaansgeschiedenis: hoe was het bij ons thuis? Ik werk aan de oorsprong van wat jou/u tot een folteraar maakt van het eigen gestel, aan manieren om uw leven anders in te gaan richten (wie dat niet doet, raakt gewoon weer ‘uitgebrand’), ik toon begrip vanuit mijn eigen ervaring met burn out en zoek, samen met jou/u naar een betere manier van leven. Één waar je niet ziek van wordt, maar die je bewuster en capabeler maakt, een manier om meer genoegens te kunnen ervaren dan zelfkastijding.

Verslaving

George Best, de grootste voetballer die Ierland ooit voortbracht, vertelde na zijn levertransplantatie dat zijn verblijf in een afkickkliniek de meest gruwelijke ervaring van zijn leven was geweest en dat hij zichzelf had voorgenomen liever te willen sterven aan drankzucht dan ooit nog een dag in een dergelijke faciliteit door te brengen. Zijn begrafenis bracht tienduizenden mensen op de been. De publieke ceremonie zou een staatshoofd niet hebben misstaan. George Best was een publiekslieveling, een voetbalgod die maar al te menselijk door de knieën was gegaan. Had Best zichzelf aan het kruis genageld en daarmee de onmatigheid van de Ieren weggespoeld? Ik kan er het Messiaanse wel van inzien. Wie de biografie van Best leest kan de oorsprong van zijn afhankelijkheid eenvoudig terug voeren naar de vroege jeugd. Hij had een blessure opgelopen die, alle inzichten ten spijt, niet meer te genezen was.

Veel mensen hebben een negatief oordeel over verslaafden, maar bij publiekshelden als George Best, Keith Richards, Keith Moon (de lijst is eindeloos) en noem ze maar op, is het vaak reden voor de massa om bewondering, vereenzelviging of gewoon sympathie te tonen. Met twee maten meten. Wie verslaving goed bestudeert, leert dat het middel slechts een facet is van een hele reeks factoren die de ‘geketende’ mens hebben gevormd en geïdentificeerd met zijn ziekte. Een ziekte van het brein overigens volgens de Wereld Gezondheids Organisatie (W.H.O.) en niet het gevolg van een gebrek aan wilskracht of ruggengraat.

Mijn ervaringsdeskundigheid

Ik herinner mij hoe mijn eerste paniekstoornis zich manifesteerde. Mijn vader was onverwacht overleden en de wereld waar hij, mijn moeder en ik in hadden verbleven was voorgoed verdwenen.

Ik kon toen niet bevatten wat de dood inhield, maar ik zag wat het met de anderen deed. De dood was kennelijk zo ingrijpend dat geen van de zekerheden die in mijn kleine bestaan waren opgebouwd nog van kracht waren. Mijn moeder, bijvoorbeeld, ging onder in haar verdriet en was een jaar onbereikbaar. Zij, bij wie ik altijd mijn toevlucht had gezocht, was lijfelijk aanwezig en tegelijk niet aanspreekbaar. De familieleden en vrienden wisten niet goed wat ze met mij aan moesten. De een zei dat mijn vader ziek was, de ander dat hij sliep. Bij zijn begrafenis ben ik niet geweest. Men vond dat beter voor me. Ik zelf had geen idee dat hij ter aarde werd besteld. Ik ben nog altijd blij dat ik zijn graf kan bezoeken. Dat hij niet is verbrand.

Ik had het over mijn eerste paniekstoornis. Hoe ik als jongetje van zeven het gevoel had dat mijn longen niet genoeg lucht kregen. Dat ik zou stikken wanneer ik niet met grote teugen zou ademhalen. Zo begonnen de tintelingen, de duizelingen, de kwetsbaarheid voor depressies en angststoornissen. Mijn basisvertrouwen (in een goede ‘afloop’) was voorgoed geschonden.

Ik heb een ernstige verslaving aan medicijnen (slaapmedicatie) het hoofd moeten bieden en aan banden gelegd.  Voor mij is deze gerelateerd aan wat er met mij is gebeurd als kind. Daarmee praat ik niets recht of krom. Ik constateer iets. Wanneer mijn vertrouwen – met het toenemen van de jaren – werd geschaad, kon ik nog steeds erg van slag raken, mij machteloos voelen. Daarvoor schaamde ik mij dan zo hevig dat ik het verkoos om middelen te gebruiken die mijn angst wegnamen zodat ik weer kon ‘functioneren’. Niet kunnen functioneren vond ik erger dan middelen gebruiken om te kunnen slapen. Zo belangrijk vond ik het om maatschappelijk geaccepteerd te blijven. Jaren van mijn leven heb ik zo vergooid.

Bij het werken met verslaafde mensen houd ik mij bezig met het symptoom (de verslaving) en de oorsprong daarvan. Ik denk zelfs dat we zo ver kunnen gaan in onze verdringing van wat ons is overkomen dat we verslaafd kunnen raken aan onze kinderlijke machteloosheid. Daarin hebben we gesprekspartners nodig die ons een spiegel voorhouden. Een spiegel is onvervormd en kan niet anders dan oprecht zijn. Voorwaarde is dat degene die de spiegel voor de ander vasthoudt dat op integere wijze doet.

Of, om het eenvoudiger te zeggen: wij zijn eerder verslaafd aan een bepaalde vorm van omgaan met een blessure dan aan het specifieke middel zelf. We verdoven deze kwetsuur zonder er achter te komen wat het precies is dat we daarmee het zwijgen opleggen. Daar toe door weten te dringen geeft ons één handvat van het stuur, het herstel van de hersenen is het andere.

Twee gezonde handen aan een goed werkend stuur maakt dat we niet langer afhankelijk hoeven te zijn van de oneffenheden die zich op onze weg voordoen.

Bij het behandelen van een verslaving weet ik de weg. Ik ben niet alleen ervaringsdeskundig, maar weet ook exact wat er in het brein gebeurt, wat er wel en niet aan te doen is, hoeveel factoren een rol spelen en welk belang aan deze factoren te hechten.
Ik ben er ook voor om familieleden en/of geliefden incidenteel bij de therapie te betrekken. ‘Addiction is a family disease’. Zodra de, meestal beschaamde, verslaafde weer deel kan uitmaken van een gezin, familie of andere steungroep, neemt zijn kans op herstel met tientallen procenten toe.