Door: Meindert Inderwisch
Datum: 24 maart 2023

De kamer ernaast

De kamer ernaast (contextuele therapie en het lijden van de naasten onder de verslaving van een geliefde)

‘life itself is not the miracle.
that pain should be so constant,
that’s the miracle –
that hammer of the thing
when you can’t even scream or weep
and it sits all over you
looking into your eyes
eating your flesh.’ (Brainless eyes, Charles Bukowski)

Er komt geen einde aan zijn beproevingen. Zo lang als ik hem ken, heeft hij zich schrap gezet tegen wat zich in zijn bestaan afspeelde. Ik zag het als kind al aan de manier waarop hij zijn handen en voeten plaatste.

Joseph wilde geen triple bypass ondergaan. Hij wilde op zijn fiets naar de boulevard rijden, dag na dag, totdat de dood hem zou verlossen van zijn verantwoordelijkheden. Een week na zijn operatie praat ik met hem in mijn moeders keuken. Zoë is bij me, maar zij wordt door haar grootmoeder ontboden en zo bevinden Joseph en ik ons in de stilte die optreedt tussen twee mannen die nooit met elkaar leerden praten.

                “Hoe is het met je”, vraag ik hem.

Hij zucht. “Iedereen drong er maar op aan, die vervloekte operatie. Ik wilde helemaal niet. Ik kan me wel voor mijn kop slaan nu ik het toch gedaan heb. En voor wat? Om mijn kinderen een voor een te zien sterven?”

Een jaar geleden is zijn oudste zoon, de helft van een tweeling, gestorven aan de gevolgen van een levenslange verslaving. De andere helft ligt nu in het ziekenhuis van Vlissingen met dezelfde prognose. De man, die ik nog steeds als jongen zie, rijdt rond in een rolstoel en is uitgeteerd. Kwestie van tijd, zo schat ik in.

Ook Josephs dochter is levensgevaarlijk verslaafd. Drie van zijn vier kinderen, gegrepen door dezelfde kwaal.

Hij neemt het zichzelf kwalijk omdat hij met de verkeerde vrouw is getrouwd. Iets wat hij tegen zijn beter weten in heeft doorgedrukt. Die kennis heeft ervoor gezorgd dat hij levenslang heeft gekregen.

Toen zijn hart het begon te begeven, leek hij van zijn plicht ontheven. Natuurlijke oorzaak zou zijn onschuldige einde hebben bepleit.

En nu kan hij weer vijftien jaar vooruit. ‘Als het meezit’, had de arts gezegd.

Joseph hoest. Hij krimpt ineen van de pijn. Zijn wonden zijn vers. “Wat me de nekslag heeft gegeven was die ingreep vlak voordat ik naar huis mocht. Er was een longarts hier die iets wilde verwijderen wat na de operatie was achtergebleven. Hij deed er heel luchtig over, maar sinds die ingreep blijf ik maar hoesten.

                “Praat wat minder”, stel ik hem voor. “Laat mij maar een beetje kletsen.”

Ik vertel over onze oogappel die absurd lang door haar grootmoeder in beslag wordt genomen.

                “Zoë, liefje, kom eens naar hier”, roep ik naar het hart van de duisternis waarin mijn moeder zich heeft verschanst voor de tomeloze zwaarden van de naakte waarheid.

Mijn blonde kind komt tevoorschijn en schudt de druppels van de Styx van zich af. Hoe ze zich voorover buigt om Joseph te kussen.

Het vervult me met ontzag. Hoe toegewijd ze is en hoe dicht deze twee mensen bij elkaar zijn.

Terwijl hij en ik. Terwijl hij en ik…

Een week later, wanneer ik in Zwitserland ben om de verslavingsklinieken te bezoeken waarmee ik samenwerk, sterft Josephs dochter onverwacht. Ze wordt dood gevonden in het huis van een vriend.

Terwijl ik tussen de alpen verblijf en later omspoeld wordt door de krankzinnige hoeveelheid horloges en chocolade in de straten van Genève, heeft het zoveelste drama zich voltrokken. Al Josephs voorspellingen komen uit.

Bij thuiskomst bel ik hem. Hij is opnieuw opgenomen. Wat me iedere keer weer tot aan mijn grondvesten schudt, is de manier waarop hij mij te woord staat wanneer ik slechts in hem ben geïnteresseerd. Hij verbloemt zijn gruwelen en ziet kans me aan het lachen te maken zoals een vader dat voor zijn kind zou doen.

Als ik heb opgehangen, zwerf ik door mijn huis. In mijn hand houd ik een handdoek vast. Alle verschrikkingen in mijn leven lijken zich af te spelen in het vertrek dat aan het mijne grenst. Alles lijkt hanteerbaar. En toch laat ik de stof van de doek langs mijn handpalmen glijden omdat ik wil schreeuwen en dat voor mijzelf wil houden.